Personal tools
You are here: Home Documents Declarations Brussels Declaration Nederlands

Nederlands

Verklaring van Brussel over het leren van talen

“Wer fremde Sprachen nicht kennt, weiß nichts von seiner eigenen.”
(Wie geen vreemde talen kent, weet niets van zijn eigen taal.) Goethe

De Europese Federatie van Nationale Taalinstellingen (EFNIL, Euro­pean Federation of National Institutions for Language) werd opgericht in Stockholm in 2003 als een netwerk van de belangrijkste taal­instituten en -instellingen uit de Lid-Staten van de Europese Unie. Elke lidorganisatie van EFNIL is nauw betrokken bij de ondersteuning en promotie van de eigen taal of talen in haar eigen land. De leden van EFNIL zijn er samen van overtuigd dat de talen waarop zij zich richten integraal deel uitmaken van de talige diversiteit van Europa en een basis vormen voor Europese culturele verscheidenheid en cultureel welzijn. Om hun talen te behouden en verder te ontwikkelen en om het bewustzijn van een gedeelde Europese identiteit onder de burgers van de Europese Unie te verspreiden, ondersteunen de leden van EFNIL niet alleen het onderwijs en het gebruik van hun eigen natio­nale of officiële taal, maar ook het leren van andere Europese talen. Het is duidelijk in het belang van alle individuen in Europa als zij meertalig zijn. Het uiteindelijke doel is een meertalig burgerschap in een veeltalig Europa. De leden van EFNIL zijn vastbesloten om bij te dragen aan de verwezenlijking van dit doel, op basis van de volgende overwegingen en aanbevelingen.

1.

Met de Europese integratie, waarbij de administratieve grenzen steeds meer vervagen, nemen de kansen tot communicatie tussen sprekers van verschillende talen voortdurend toe. Om deze toenemende behoefte aan contacten over taalgrenzen heen aan te kun­nen, is het van vitaal belang dat er nieuwe benaderingen, me­tho­des en omgevingen worden ontwikkeld voor vertaling, vertol­king, en andere vormen van overbrugging van taalverschillen en voor het onderwijzen en leren van talen, met als doel het versterken van de economische en culturele interactie en mobiliteit van bur­gers in Europa, zowel in het kader van professionele ontwikkeling als in het kader van opleiding en onderwijs.

2.

Engels wordt gebruikt als werktaal in bepaalde professionele, edu­catieve en andere sociale contexten in Europa. Terwijl het prak­tisch nut van het gebruik van het Engels als werktaal wordt erkend, blijft het evenzeer van het grootste belang om alle officiële/
nationale talen van de Europese landen te handhaven, te versterken en verder te ontwikkelen in al hun functionele domeinen.

3.

Alle burgers moeten de kans krijgen om in alle Europese landen die vreemde talen te leren die zij het meest nodig hebben voor hun werk, sociale activiteiten, studie en persoonlijke ontwikkeling. Zij moeten het recht hebben om een erkend certificaat te bekomen dat hun vaardigheidsniveau om in andere talen te communiceren, attesteert. Dergelijke taalcertificaten moeten gelden als officieel erkende kwalificatie voor werk- en studiedoeleinden in alle Lid-Staten van de Europese Unie.

4.

Het onderwijs in alle Europese Lid-Staten moet een meertalig communicatie-ethos bevorderen en kansen bieden om andere talen dan de eigen moedertaal te leren. Het moet mensen motiveren om communicatieve vaardigheden in een verscheidenheid aan talen te verwerven en bovendien een intercultureel bewustzijn helpen ont­wikkelen.

5.

Daarom doet EFNIL een beroep op de regeringen van de Europese staten opdat zij het vreemde talenonderwijs verbeteren en verster­ken, in samenhang met het onderwijs in de eigen taal.

 

5.1

Het formele en informele educatieve aanbod moet een brede waaier van talen als keuze aanreiken en in principe waar mo­gelijk altijd alle officiële Europese talen omvatten.

 

5.2

Communicatieve vaardigheden in 1+2 talen (= de eerste taal plus twee andere talen) moeten het minimumdoel vormen voor het basis en voortgezet/secundair onderwijsbestel in elk land. Als de eerste taal niet de (een) officiële taal van het land is, dan moet één van de additionele talen de landstaal betreffen.

 

5.3

Behalve het kunnen gebruiken van ten minste twee andere talen dan de eigen taal, moet ook het receptieve gebruik van additionele talen worden gestimuleerd, met als doel het ont­wikkelen van vaardigheid tot onderlinge verstaanbaarheid (waar­bij iedere spreker zijn of haar eigen taal gebruikt en in staat is de taal van de gesprekspartner te begrijpen).

 

5.4

Volwassenen moeten ertoe aangezet worden om hun vaardig­heid in de eigen nationale of officiële landstaal te verbeteren en om vreemde talen te leren. Levenslang leren moet ook het leren van talen omvatten. Er moeten meer en betere mogelijk­heden binnen het volwassenenonderwijs worden gecreëerd, zowel in formele als informele leeromgevingen, onder meer op de werkvloer, en in andere privé- en openbare instellingen.

 

5.5

Naast het vreemde-talenonderwijs in het eigen taalgebied, moeten ook de mogelijkheden tot het leren van vreemde talen in het buitenland worden verruimd. In het bijzonder moeten administratieve voorwaarden rond de uitwisseling van leer­lingen, studenten, leerkrachten en werknemers tussen de Lid-Staten van de Europese Unie worden versoepeld.

 

5.6

In elke Lid-Staat van de Europese Unie moeten er meer en betere mogelijkheden worden geboden aan anderstaligen (zowel kinderen als volwassenen) om de landstaal van het land waar zij verblijven te leren en om tegelijkertijd hun vaardig­he­den in de eigen moedertaal te behouden en te ontwikkelen.

6.

Zowel de nationale regeringen als de instellingen van de EU moeten de ontwikkeling en verbetering van talige hulpmiddelen en bronnen ondersteunen, omdat die nodig zijn om het leren van vreemde talen te verbeteren. De bedoelde hulpmiddelen en bron­nen omvatten onder andere een- en meertalige en parallelle tekst­corpora, thesauri, terminologiebanken, woordenboeken, voorzie­ningen voor automatisch vertalen, taalleermaterialen, evenals ma­terialen en kanalen voor zelfstudie. Zulke voorzieningen dienen te worden ontwikkeld op basis van gemeenschappelijke Europese standaarden. Speciale aandacht en ondersteuning verdienen de ta­len en taalparen die tot nu toe weinig aandacht hebben gekregen in de commerciële taalindustrie.

7.

Als empirische basis voor nationaal en Europees taalbeleid, dat ook het taalonderwijs en taalleren omvat, zou er een Europese Talen Monitor (ELM – European Language Monitor) moeten komen, mogelijkerwijs als aanvulling of uitbreiding op de bestaande „European Indicator of Language Competence“ die in ontwikke­ling is bij de Europese Commissie. De taalsituatie is immers volop in beweging en dient daarom nauwkeurig gevolgd te worden. De ELM zou een informatiesysteem moeten worden dat regelmatig gegevens betreffende de taaltoestand in Europa verzamelt en beoordeelt. De ELM zou bovendien moeten toelaten om na te gaan of en hoe de taalsituatie in de verschillende landen van de Euro­pese Unie evolueert. Uiteraard maken gegevens over vreemde-talenkennis en het leren van vreemde talen deel uit van dit beoogde informatiesysteem. De lidorganisaties van EFNIL lijken natuurlijk partners bij het opzetten van een dergelijke informatiesysteem.

8.

EFNIL ondersteunt de instellingen van de Europese Unie en van de Raad van Europa in hun pogingen en projecten om de meer­taligheid van Europa te handhaven en te versterken, met name door de meertaligheid onder de burgers van de Europese landen te bevorderen.

9.

De bij EFNIL aangesloten instellingen zijn vastbesloten om hun samenwerking uit te breiden, om zo een betere kennis te verwerven van de Europese talen en de taalsituatie in de Europese landen. Op die manier zullen zij beter in staat zijn om de noodzaak van meer­taligheid in hun respectieve landen te verspreiden en er begrip en acceptatie voor te kweken.

Document Actions